Terug

Zoek de voegwoorden [3]

Zoek de voegwoorden [3]

 
  1. De jongen hield op met klieren, zodra hij de meester in het oog kreeg.
  2. De jongen hield op met klieren, zodra hij de meester in het oog kreeg.
  3. De jongen hield op met klieren, zodra hij de meester in het oog kreeg.
  4. De jongen hield op met klieren, zodra hij de meester in het oog kreeg.

In welke zin is het dikgedrukte woord een voegwoord?

A B C D