Terug

Zoek het werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde [1]

Zoek het werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde [1]

 
  1. De voorzitter wilde de bankpas van de club lenen aan zijn eigen vrouw.
  2. De voorzitter wilde de bankpas van de club lenen aan zijn eigen vrouw.
  3. De voorzitter wilde de bankpas van de club lenen aan zijn eigen vrouw.
  4. De voorzitter wilde de bankpas van de club lenen aan zijn eigen vrouw.
In welke zin is het dikgedrukte deel het werkwoordelijk gezegde?
A B C D