Terug

Welk werkwoord staat in de verleden tijd (vt)? [2]

Welk werkwoord staat in de verleden tijd (vt)? [2]

 
  1. Ma heeft haar baby goed gewassen.
  2. Natascha rilt van de kou.
  3. Marit wees hem keihard af.
  4. De soldaat verwondt zichzelf.
In welke zin staat het dikgedrukte werkwoord in de verleden tijd?
A B C D